Palatino - Roma

Korte geschiedenis

​​De Palatijn is de eerste van de zeven heuvels van Rome die werd bewoond. Het bevindt zich 40 meter boven het Forum Romanum en kijkt daarop neer. Aan de andere kant van de heuvel bevindt zich het Circus Maximus.

De naam van de heuvel is waarschijnlijk afkomstig van de god Pales, die werd aanbeden tijdens het feest van Parilia. Deze jaarlijkse viering vond plaats op 21 april, wat traditioneel wordt beschouwd als de dag van de stichting van de stad.

Monarchale periode (753 - 509 v.Chr.)

De Palatijn bevat een van de meest archaïsche overblijfselen van het oude Rome, bestaande uit onder andere hutten op verschillende plaatsen op de heuvel (in het zuidwesten) en een vestingmuur aan de noordkant, die dateert uit de 8e eeuw v. Chr. Gezien de gelijktijdigheid met de stichtingsdatum van Romulus (753 v. Chr.) is dit detail van bijzonder belang.

De gevonden resten van de oudste hut dateren echter uit een vroegere fase, uit de periode 900-750 v.C., de late bronstijd en de vroege ijzertijd, vóór de tijd van Romulus.

De Palatijn en de Aventijn stonden tegenover elkaar als de twee componenten van de Romeinse samenleving: de patriciërs op de Palatijn en de plebejers op de Aventijn.

Volgens sommige historici werd Rome in het midden van de achtste eeuw (753 v.C.) gesticht door Romulus met behulp van rituelen die tot 1000 jaar later zouden blijven bestaan en van kracht zouden blijven voor de stichting van kolonies.

Er wordt gezegd dat de stichter vanaf de top van de Aventijn met een ploeg, getrokken door een koe en een os, een put groef. Ook zou hij de muren bouwen, de gracht graven en de poorten plaatsen. De historicus Tacitus beschrijft dit als de oorspronkelijke vorm van Roma Quadrata: een vierhoekig plan met de hoekpunten bij de Ara Massima di Ercole op het Forum Boario, bij de Ara di Conso bij het Circus Maximus en tenslotte bij het heiligdom van de Lari cultus, aan de voet van de Velia.

De oorspronkelijke muur bestond uit grote stukken tufsteen gemengd met aarde. Later werd de eerste muur versterkt en gedeeltelijk vervangen door een andere muur, bestaande uit twee gordijnmuren gevuld met klei. Uit deze periode dateert ook de opgraving van de buitenste gracht, die in de 6e eeuw, bij de bouw van de nieuwe muren, bijna volledig werd opgevuld om de verdubbeling van de machtige muren van rode tufsteenblokken mogelijk te maken.

Aan het eind van de eeuw werd het nieuwe stadsplan van de Tarquins (Etruskische koningen) uitgevoerd. Er waren vier poorten die op de muren uitkwamen, maar slechts twee daarvan zijn bij naam bekend: de Mugonia-poort aan de weg van de Palatijn naar Velia, later omgedoopt tot Via Sacra, en de Romana- of Romanula-poort in de richting van het Velabro.

De Tarquins hebben de stad van 616 tot 509 v.C. ingrijpend veranderd. Tarquinius Priscus zat tot 578 v. Chr. op de troon van Rome en liet stenen gebouwen met decoratieve terracotta bedekken, terwijl de tempels en straten tot de mooiste en indrukwekkendste van het hele Middellandse-Zeegebied behoorden. De Cloaca Maxima (riool) werd gebouwd, en de inscriptie van Lapis Niger wijst op de verspreiding van het Latijn als officiële taal, ondanks de belangrijke aanwezigheid van de Etrusken.

Rond het midden van de 6e eeuw verdeelde koning Servius Tullius de vergrote urbe in vier delen, en op de Palatijn werden vierkante terrasmuren gebouwd om stabiliteit te bieden aan de nieuwe gebouwen met rioleringen. Er werden openbare ruimten gecreëerd en het archaïsche wegennet werd gewijzigd door de oude rivierbeddingen van kiezelstenen te vervangen door tufsteenblokken. De belangrijkste weg rond de heuvel was de Via Sacra. Op de top van de heuvel stonden de belangrijkste tempels.

Republikeinse periode (509 - 27 v.Chr.)

De geschiedenis van de Palatijn is de eerste eeuwen van het bestaan van de stad vrij duister en, met uitzondering van enkele tempels zoals de Tempel van de Overwinning en de Tempel van Magna Mater, werden er geen openbare gebouwen opgetrokken.

In de republiek veranderde de heuvel echter in een woonwijk van de Romeinse heersende klasse, met particuliere huizen en villa’s van rijke en invloedrijke mensen zoals M. Valerius Maximus (consul in 505 v.Chr.), Tiberius Sempronius Gracchus (politicus), Licinius Crassus (consul in 95 n.Chr.), Cicero (staatsman en filosoof), Catullus (eerste grote Latijnse lyricus), Q. Hortensius Ortalo (spreker, advocaat en consul).

Onder de vele paleizen, die in het volgende deel van dit artikel meer in detail zullen worden besproken, is het Huis van Livia eentje die eruit springt. Keizer Augustus woonde hier met zijn derde vrouw, Livia. Het gebouw dateert uit de 1e eeuw v. Chr. en is, ondanks dat het relatief bescheiden is, een van de mooiste en best bewaarde keizerlijke paleizen.

Tenslotte besloot Augustus in 44 v. Chr. zijn residentie, het Huis van Augustus, naar de Palatijn te verplaatsen en een tempel te bouwen die aan Apollo was gewijd (28 v. Chr.). Sindsdien zijn bijna alle keizers op de heuvel gaan wonen. Na verloop van tijd verschenen er steeds meer keizerlijke paleizen op de heuvel met uitzicht op het prachtige Forum Romanum.

De rijkdom van het keizerlijke hof werd niet alleen bepaald door de omvang van de residentie, maar vooral door de pracht van de versieringen: gekleurd marmer op de muren en vloeren, elegante fresco’s in de vertrekken, stucwerk met originele en fantasierijke decoratiemotieven etc. Er waren ook standbeelden, beeldhouwwerken en kunstwerken verspreid over het hele gebouw en een eetzaal, het Cenatio Iovis, die verwarmd was in de winter.

Keizertijd (27 v.Chr. - 476 n.Chr.)

Met de opeenvolging van keizers werd de ene na de andere nieuwe residentie gebouwd, zoals het keizerlijk paleis van Tiberius of Domus Tiberiana, vergroot door Caligula, het paleis van Nero (Domus Transitoria) en een deel van de Domus Aurea (gebouwd na de Grote Brand van Rome in 64 n.Chr.), enz.

De reputatie van de heuvel werd pas écht bepaald toen het weelderige paleis van Domitianus werd gebouwd. Dit gigantische complex nam namelijk bijna de gehele oppervlakte van de heuvel in beslag.

Het Paleis van Domitianus was verdeeld in verschillende delen: de baden en het stadion waren bedoeld ter ontspanning; een privé-deel, de Domus Augustana, waar zich de keizerlijke vertrekken bevonden, verdeeld in kamers met binnenplaatsen en terrassen; en tenslotte het openbare deel, de Domus Flavia, waar zich de grote troonzaal bevond.

Het gebouwencomplex bleef grotendeels ongewijzigd tot de tijd van de Severiërs, toen keizer Septimius Severus een nieuw gedeelte liet toevoegen, het Septizodium (of Septitentium). Dit is Latijn voor tempel van zeven zonnen, verwijzend naar Saturnus, Zon, Maan, Mars, Mercurius, Jupiter en Venus. Het was een monumentale, nymphaeum-achtige façade van drie verdiepingen hoog en was versierd met composietzuilen, talrijke standbeelden in nissen, fonteinen en planten. In de middelste nis stond een standbeeld van Septimius Severus.

Na Septimius Severus werd, afgezien van een tempel die in de 3e eeuw door Heliogabalus werd gebouwd, geen belangrijk gebouw meer opgetrokken op de Palatijn. Aan het begin van de 4e eeuw, begonnen de keizers de Palatijn zelfs te verlaten. Het verval was reeds onder Constantijn begonnen, en werd door het verlatenheid van de oude tempels en de verwoestingen in 410 door de Goten en in 455 door de Vandalen alleen maar meer aangemoedigd.

Middeleeuws tijdperk (476 - 1492)

In de Middeleeuwen onderging de Palatijn een grote verandering en verviel het tot weidegrond voor kuddes. In de jaren 500 werden enkele functies van het paleis hersteld dankzij Theodorik, die restauraties uitvoerde en een amfitheater bouwde in de stadion dat Domitianus had laten aanleggen.

De voormalige keizerlijke residentie, waar de Byzantijnse administratie was gevestigd, werd tot in de 7e eeuw gebruikt door keizers die Rome bezochten, terwijl de benedenvertrekken onder water kwamen te staan door de modder die was achtergebleven na de overstroming van de Tiber.

Na het verval van het Byzantijnse hertogdom van Rome en de overplaatsing van de zetel van de paus naar Lateranen hield de Palatijn op “te bestaan”, ondanks dat er in de negende en tiende eeuw enkele dorpen verrezen in de buurt van de kerken. Enkele van de overgebleven gebouwen werden tot huizen verbouwd en de heuvel wekte de belangstelling van de families di Imiza, di Papa en Stefaneschi.

Bovendien werden enkele kerken gerestaureerd, zoals de St. Anastasia. Later werd een klooster gesticht in de Vigna Barberini en een kerk bij de Settizonio. In het noordelijk deel van de Palatijn stond het Cartularium of Testamentum, een archief met documenten betreffende kerkelijke bezittingen.

Keizer Otto III koos de Palatijn als zijn thuis. In de twaalfde eeuw was de heuvel in handen van een grote familie en religieuze instanties, terwijl hij in de late Middeleeuwen ontvolkt raakte en plaats maakte voor tuinen, wijngaarden en akkers. In de monumenten die niet als woning werden gebruikt, werden grote opgravingen verricht op zoek naar materiaal dat tot kalk zou worden verwerkt.

Het symbolische karakter van de Palatijn nam weer toe met de opkomst van het Huis van Frangipane, dat zich in de buurt van de Via Sacra vestigde en torens en forten bouwde om de hoofdwegen te controleren, waartoe ook de Boog van Titus behoorde.

Renaissance (1492 - 1789)

Een andere familie die haar macht op de heuvel uitoefende was de familie Farnese, die het initiatief nam om de Palatijn in zijn oude glorie te herstellen en op het noordelijke deel van de heuvel de Orti Farnesiani (Farnese-tuinen) liet planten, waarbij zij het project toevertrouwde aan Jacopo Barozzi da Vignola.

De groene zones werden afgewisseld met elegante gebouwen die nog gedeeltelijk bewaard zijn gebleven boven de overblijfselen van de Domus Tiberiana. Bovendien waren de tuinen bedoeld om een uitzonderlijk assortiment van zeldzame en exotische planten te bieden.

Naarmate de invloed van het Oosterse Rijk afnam, nam het pauselijk gezag toe. Zo werd de kerk van San Sebastiano gebouwd en werd de Settizonio opgenomen in de nabijgelegen abdij van San Gregorio, die kort daarna ook de Severiane baden betrok. Een ander klooster op de Palatijn was dat van de monniken van Montecassino, dat in het midden van de 14e eeuw ontstond.

De laatste grote verandering van de Palatijn vóór de opgravingen die het huidige landschap en ruïnes bepaalden, werd uitgevoerd door Paus Paulus III, die in 1536 het gebied van de Campo Vaccino inrichtte en, na de gebouwen in de omgeving te hebben gesloopt, een laan van iepen plantte tussen de Boog van Titus en de Boog van Septimius Severus, en daarmee de oude Via dei Trionfi markeerde.

Na grond en wijngaarden te hebben gekocht, liet de paus luxueuze tuinen aanleggen op de top van de Palatijn en gaf hij opdracht tot de bouw van trappen, fonteinen, nymphaea (een heiligdom gewijd aan nimfen) en de planting van Europese en Amerikaanse boomsoorten.

Hedendaagse tijd (1789 - heden)

In 1731 namen de Bourbons bezit van de tuinen die langzaam in verval raakten: verlaten door de eigenaren die in Napels woonden, werden de gebouwen bewoond door boeren die de tuinen gebruikten voor de teelt van gewassen. Uiteindelijk kwamen ze in handen van Napoleon III en het Koninkrijk Italië.

In 1830 liet de Schot Charles Andrew Mills een villa bouwen, beter bekend als Villa Mattei. Gebouwd bovenop de Domus Augustana en de Domus Flavia, werd het in het begin van de 20e eeuw afgebroken om opgravingen van de archeologische site mogelijk te maken.

Intensieve archeologische opgravingen in het gebied begonnen in de 18e eeuw en eindigden aan het eind van de 19e eeuw, nadat Rome was uitgeroepen tot hoofdstad van het Koninkrijk Italië. De ontdekkingen gingen door in de 20e eeuw, zoals het Huis van Augustus en de zeer recente ontdekking van een ondergrondse ruimte, mogelijk de Lupercal. Het paleis van Tiberius, onder de Farnese tuinen, blijft onopgegraven.

Hoewel vandaag nog slechts delen van de oude structuren bestaan, kunnen we ons door deze overblijfselen een beeld vormen van de levensstijl van die tijd. Een van de best bewaarde complexen op de Palatijn is het Huis van Augustus.

Op de top van de heuvel bevindt zich het Antiquarium van de Palatijn: het museum dat materiaal tentoonstelt uit het Republikeinse periode (begane grond) en de Keizertijd (eerste verdieping).

Onder de monumenten bevinden zich diverse voorwerpen uit de ijzertijd en kunstwerken uit keizerlijke gebouwen. De belangrijkste van deze werken zijn de decoratieve schilderijen van de Aula Isiaca.

Misschien ben je ook geïnteresseerd in...

Introductie
Korte geschiedenis