Castel Sant'Angelo - Roma
De Engelenburcht (Castel Sant'Angelo)

Korte geschiedenis

Castel Sant’Angelo trekt jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers aan. De ronde structuur is omgeven door massieve muren en staat 48 meter boven de grond. Een bezoek aan deze plek is een spannende reis door de tijd van 2000 jaar geleden tot het heden.

Het gebouw wat we vandaag de dag kennen als wereldberoemd museum, had voorheen de functie van een monumentale begraafplaats, fort, gevangenis, privé woning en militair hoofdkwartier.

Keizertijd (27 v. Chr. - 476 n. Chr.)

Het grote Mausoleum van Hadrianus werd gebouwd tussen 123 en 139 n.Chr. onder leiding van de architect Decrianus. Het was geïnspireerd op het Mausoleum van Augustus maar met grotere afmetingen. Om het gebouw te verbinden met de Campus Martius aan de andere kant van de Tiber, werd in 134 de Pons Aelius (nu de Sant’Angelo brug of Engelenbrug genoemd) geopend.

Het oorspronkelijke mausoleum bestond uit een vierkante ruimte van 83 meter breed en 15 meter hoog. Aan de buitenkant was het met marmer bekleed en de fries was gedecoreerd met ossenkoppen (bucrania) en festoenen (ook guirlandes genoemd). Daar bovenop stond een cilindervormig gebouw met een diameter van 64 m en een hoogte van 21 m. En bovenop de cilinder stond een toren met drie grafkamers, die nu is opgenomen in de nieuwere gedeeltes van het gebouw.

Na de dood van Hadrianus zette zijn opvolger Antoninus Pius het werk voort en werd het mausoleum uiteindelijk de laatste rustplaats van meerdere keizers en hun families. Onder andere:

  • Hadrianus en zijn vrouw Vibia Sabina
  • Antoninus Pius, zijn vrouw Faustina Major en drie van hun kinderen
  • Lucius Aelius Caesar
  • Commodus
  • Marcus Aurelius en drie van zijn zonen
  • Septimius Severus, zijn vrouw Julia Domna en hun zonen
  • Geta
  • Caracalla

Aan de top waar nu het beeld van de aartsengel staat, stond waarschijnlijk een bronzen beeld van keizer Hadrianus als zonnegod voortgetrokken door een quadriga. De omtrek van het monument werd omringd door standbeelden, waarvan de overblijfselen tot op heden bewaard zijn gebleven. De meest intacte daarvan is de beroemde Barberini Faun. Ook was er een muur rond de perimeter met een bronzen poort versierd met pauwen.

Middeleeuwen (476 - 1492)

In 403 n.Chr., na de talrijke invallen van barbaren en plunderaars in de stad, begon het mausoleum gebruikt te worden als fort.

In opdracht van de westerse keizer Honorius werd het verbonden met de Aureliaanse Muren om zo deel uit te maken van het verdedigingssysteem van de stad.

Zo behoedde de burcht het Vaticaan voor de plundering door de Vandalen van Genserik in 455. De Romeinen besloten toen de tegenaanval in te zetten met letterlijk alles wat tot hun beschikking stond. Zelfs het eerder genoemde beeld, de Barberini Faun, werd naar de vijanden gegooid.

Aan het begin van de zesde eeuw, werd het gebouw door Theodoric als staatsgevangenis gebruikt.

Naar verluidt kreeg het kasteel zijn huidige naam in 590. In die tijd werd de stad getroffen door de pest, tot op een dag iets wonderbaarlijks gebeurde. Volgens de legende zag paus Gregorius I in een visioen hoe aartsengel Michaël bovenop het kasteel zijn zwaard terug in de schede schoof als teken dat de epidemie ten einde was. Verderop in dit artikel vind je meer details over de oorsprong van de naam Engelenburcht.

Later in deze periode, streden vele families om het eigendom van het kasteel waaronder de senator Theophylactus en zijn familie (die het ook als gevangenis gebruikten) en de familie Crescenzi (die het kasteel versterkte en Castrum Crescentii noemde).

In 1277 liet Paus Orsini Niccolò III de Passetto di Borgo liet bouwen, een ontsnappingsroute die het Apostolisch Paleis in Vaticaanstad verbindt met de Engelenburcht. Ook besloot hij om de Heilige Stoel gedeeltelijk daarheen over te brengen.

Later kwam het kasteel in handen van de families Pierleoni en Orsini, die het in 1365 aan de Kerk afstonden.

In 1367 werden de sleutels van het gebouw overhandigd aan Paus Urbanus V. Vanaf dat moment heeft Castel Sant’Angelo, vooral na de verwoesting door een Frans garnizoen, zijn lot verbonden met dat van de pausen. Vanwege zijn versterkte structuur gebruikten de pausen het als toevluchtsoord in tijden van gevaar, om er de Vaticaanse archieven en schatkist in onder te brengen, als rechtbank en als gevangenis.

Na de heropbouw in opdracht van paus Bonifatius IX in 1395, kreeg het kasteel zijn oude functie terug. De paus gaf de militaire architect Nicolò Lamberti de opdracht verschillende werken uit te voeren om de verdedigingsstructuur van het kasteel te versterken. De vorm van de ingang van het gebouw werd opnieuw bepaald en de kapel gewijd aan Aartsengel Michaël werd herbouwd.

Renaissance (1492 - 1789)

Tot en met de 16e eeuw werden de verdedigingswerken van het kasteel verbeterd en de zalen steeds mooier versierd. Architect Antonio da Sangallo de Jongere (bekend van de Sint-Pietersbasiliek) was hier mede verantwoordelijk voor. Het schijnt dat paus Alexander VI een nieuw deel liet bouwen en zo het kasteel omtoverde in een plek voor banketten en voorstellingen, dat in 1628 door paus Urbanus VIII werd afgebroken. Het is opmerkelijk dat het deel in kwestie geschilderd is door de beroemde Pinturicchio.

Het waren echter de versterkingswerken van paus Alexander VI die paus Clemens VII in staat stelden het beleg van de beroemde Landsknechten zeven maanden lang te weerstaan. Voorbeelden hiervan waren de bouw van vier vijfhoekige bastions (gewijd aan de Evangelisten) en de gracht die rond de muren werd gegraven en gevuld met het water van de Tiber.

Op 6 mei 1527 nam het leger van 25.000 Duitse en Spaanse soldaten onder leiding van Karel V de stad over. Tijdens de Plundering van Rome was er niets of niemand veilig. Verwoesting, beroving, verkrachting en moord stond centraal. Bovendien brak er ook een nieuwe pestepidemie uit. Uiteindelijk werden er 20.000 burgers gedood, sloegen er 10.000 op de vlucht en stierven er 30.000 aan de pest die de indringers meebrachten.

Maar een klein deel van de toenmalige bevolking (van de 50-60 duizend in totaal) en paus Clemens VII zelf konden via de ontsnappingsroute Passetto di Borgo de Engelenburcht bereiken om daar te schuilen. Op 7 juni 1527 gaf de paus zich over en werd hij verplicht de burcht open te stellen voor de vijand. In 1530 werd hij gedwongen Karel V tot keizer te kronen.

Tussen 1667 en 1669 liet Clemens IX na verdere verbouwingen de tien beroemde marmeren engelen op de Pons Aelius plaatsen. Sindsdien wordt de brug ook Sant’Angelo genoemd. In de 19e eeuw werd het kasteel uitsluitend gebruikt als politieke gevangenis en stond het bekend als Fort Sant’Angelo.

Hedendaagse tijd (1789 - heden)

In de Napoleontische tijd, toen Rome bezet was door het revolutionaire leger, werd Pius VI Braschi (1775-1799) gedwongen tot een vernederende ballingschap en gaf het garnizoen dat in het kasteel gelegerd was zich over. De kruitmagazijnen werden overgedragen, de documenten van het Vaticaans Apostolisch Archief werden verzegeld met het pauselijke wapen en het pauselijke vaandel werd vervangen door de Franse driekleur.

Zelfs het bronzen beeld van de aartsengel werd beschilderd in de drie Franse nationale kleuren, werd uitgeroepen tot “Genie van de Bevrijding van Frankrijk” en op zijn hoofd werd een rode Frygische kap geplaatst. Alle pauselijke wapenschilden die op de muren van het fort en de vestingmuren zijn aangebracht, als herinnering aan het werk dat in de loop der eeuwen is verricht, zijn weggebeiteld.

Toen de Franse troepen zich in oktober 1799 uit Rome terugtrokken, werd de vlag van het Koninkrijk Napels op het fort geplaatst. Deze bleef daar totdat het kasteel werd teruggegeven aan het leger van paus Pius VII (1800-1823).

Bij hun vertrek uit Castel Sant’Angelo haalden de Bourbon-soldaten de voorraadkamers leeg, namen artillerie en munitie mee, meubilair en stoffering, en verwijderden zelfs het glas van de ramen, de deuren en de waterleidingen. Het enige wat overbleef van het kasteel was de gevangenis en een basis voor de troepen die het fort moesten verdedigen.

Na het ontstaan van het Koninkrijk van Italië in 1861 werd het fort aanvankelijk gebruikt als kazerne, daarna werd het omgebouwd tot museum. Het kasteel heeft een opeenvolging van verschillende restauratiewerken gekend. Die van 1886-1887 bijvoorbeeld, waren nodig voor de aanleg van de nieuwe oevers van de Tiber en werden toevertrouwd aan twee officieren van de Genio Militare, Mariano Borgatti en Enrico Rocchi.

De grote verbouwingen in Castel Sant’Angelo en omgeving gingen door in het begin van de 20e eeuw. Tot 1911 toen in Rome de Wereldtentoonstelling gewijd aan kunst en cultuur werd gehouden. Tussen 1914 en 1915 werd het proces van demilitarisering van het kasteel voltooid, waarbij het kasteel definitief werd toegewezen aan het Ministerie van Onderwijs, terwijl alleen het omliggende gebied bij het Ministerie van Oorlog bleef.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden kunstwerken uit de oorlogsgebieden in het fort opgeslagen, waaronder bronzen paarden uit de Basiliek van San Marco in Venetië. In de jaren tussen de oorlogen overheerste het idee om de majesteit van het kasteel te isoleren in de stadstuinen. Met als gevolg de afbraak van alle bouwwerken die in de loop der eeuwen in dit gebied waren gebouwd en de vernietiging van nog meer historische documenten over de complexe geschiedenis van de vesting.

De lange en gevarieerde geschiedenis van het gebouw, met zijn ontelbare gedaanteverwisselingen, lijkt zich te hebben genesteld in het ingewikkelde labyrint van ondergrondse gangen, woningen, loggia’s, trappen en binnenplaatsen die de huidige indeling van het kasteel vormen. Vandaag is het een veelzijdig en complex bouwwerk, vol symbolische waarden en historische lagen. In 2019 werd het museum bezocht door 1,2 miljoen mensen, waarmee het al jaren in de top vijf meest bezochte musea in Italië behoort.

Misschien ben je ook geïnteresseerd in...

Introductie
Korte geschiedenis