Piazza di Spagna - Roma

Gebouwen en monumenten

Zoals eerder vermeld, staat deze plaats vol met prachtige gebouwen, monumenten en kunstwerken uit verschillende tijden in de geschiedenis van Rome. Enkele van de meest relevante worden genoemd in het historische gedeelte van dit artikel en zullen nu meer in detail worden besproken.

De Spaanse Trappen

De wereldberoemde trappen (Scalinata di Trinità dei Monti) die op het plein uitkijken, bestaan uit 137 afzonderlijke traptreden van travertijn en zijn versierd met herdenkingsstenen. De trappen werden tussen 1723 en 1726 gebouwd door de Romeinse architect Francesco De Sanctis, als een decoratief verbindingspunt met de helling van de Pincio heuvel.

Het voorstel voor de bouw van de trappen dateert van 1559, maar pas in 1660 zijn de eerste plannen uitgewerkt. Er ontstond onenigheid over het eigendomsrecht van de grond, tussen de Kerk en de Franse Staat. Dit is een van de redenen waarom de werkzaamheden aan het project pas later van start zijn gegaan.

In 1717 organiseerde paus Clemens XI een wedstrijd voor het project, waaraan de belangrijkste architecten van die tijd deelnamen, waaronder De Sanctis. Als gevolg van de bovengenoemde controverse kon pas onder paus Innocentius XIII met de werkzaamheden aan de trappen worden begonnen. Tot op de dag van vandaag zijn zijn heraldische symbolen (de adelaars van het adellijke huis Conti) te zien aan de voet van de trappen, afgewisseld met de Franse lelie. Het werk werd voltooid onder Benedictus XIII, met een kostprijs van meer dan 50.000 scudi.

Versierd met groene terrassen, wisselt de trap hellingen en balkons af. Deze elementen splitsen zich op en komen weer samen over de gehele lengte van de trap, waardoor een dynamisch en gevarieerd decor ontstaat. Op die manier is de constructie vrij van de gebruikelijke structuur van een reeks treden die zich integreert in de omringende ruimte.

Het weelderige, edele bouwwerk is gebouwd met de bedoeling dat het steeds meer tot de verbeelding zou spreken naarmate men het naderde.

Dit was in feite een kenmerk van de architectuur in barokstijl, waar de voorkeur werd gegeven aan lange en diepe perspectieven, eventueel eindigend met een monumentale achtergrond.

In 1728, als gevolg van de hevige regenval die Rome trof, slechts twee jaar na het einde van de werkzaamheden, stortte de muur van de trappen aan de linkerflank in. Filippo Juvarra zorgde voor de restauratie in 1731.

Sindsdien is het gebruikt als decor voor films, evenementen en voorstellingen, en is het een van de beroemdste Romeinse hoeken geworden.

Sinds 1951 vindt elk jaar in april een bloemententoonstelling plaats op de 137 treden. Tijdens de kerstvakantie is het mogelijk de Presepe Pinelliano, een kerststal van papier-maché, te bezichtigen.

Kerk van Trinità dei Monti

De kerk Trinità dei Monti, die met haar twee klokkentorens over het plein uitkijkt, werd in 1594 ingewijd. Evenals het aangrenzende klooster dankt zij haar oorsprong aan de heilige Franciscus van Paola. In 1494 wilde Karel VIII, zoon van de Franse koning Lodewijk XI, zijn dankbaarheid jegens San Francesco betuigen voor de geestelijke leiding die deze aan zijn vader had geboden. Karel gaf daarom opdracht tot de bouw van de kerk op de Pincio heuvel, met de bedoeling de Franse religieuze orde van de Minims, gesticht door Franciscus van Paola, te verwelkomen.

De bouw duurde de gehele 16e eeuw, en werd toen beschouwd als de “Roomse kerk van de Franse koningen”. Oorspronkelijk was deze kerk in gotische stijl ontworpen, met stenen uit de streek van Narbonne. Het had slechts één schip, omringd door zes kapellen en twee dwarskapellen. De architecten waren vermoedelijk Annibale Lippi en Gregorio Caronica.

Rond 1774 werd het oude hoofdgewelf van het schip gewijzigd, met een project van Giuseppe Pannini. De gotische structuren werden gewijzigd en hetzelfde gebeurde met de verhouding tussen het ogivale kruis en de zijkapellen. Een hoge smeedijzeren poort werd geplaatst in de nabijheid van het ogivale kruis, bedoeld om het traditionele kloosterleven in stand te houden.

Trinità dei Monti Obelisk

In 1788 liet Paus Pius VI de architect Antinori de Sallustiano Obelisk plaatsen, de één na laatste van de grote obelisken die in Rome zijn geplaatst. Deze waren gebouwd in de tijd van het Romeinse Rijk, ter inspiratie van de Egyptische obelisken.

Dit exemplaar werd gebouwd door Augustus, was oorspronkelijk geplaatst in het Circo Massimo, en werd in 1789 overgebracht naar Trinità dei Monti. Het monument was afkomstig van de Horti Sallustiani en stond waarschijnlijk op de spina van de racebaan. De oorspronkelijke granieten fundering werd in 1912 ontdekt tussen Via Sicilia en Via Sardegna, en bevindt zich nu in de Campidoglio.

Het paleis van Spanje

Zoals reeds vermeld, dankt het plein zijn naam aan de aanwezigheid van de Spaanse ambassade. Het gebouw dateert uit 1647 en bevindt zich aan de zuidkant van het plein. Het noordelijke deel, in de richting van de Via del Babuino, heette oorspronkelijk Piazza di Francia, vanwege het Franse bezit van de grond en de kerk.

Spaanse diplomaten besloten in 1653 het paleis te renoveren en namen daarvoor Antonio del Grande in dienst. Hij gebruikte waarschijnlijk de plannen van Borromini, die gevraagd was aan het project mee te werken maar niet aan de bouw kon deelnemen wegens andere verplichtingen.

De gevel werd vervolgens verfraaid met twee houten balkons die vijf ramen aan de linkerkant en drie aan de rechterkant hadden. De grootste veranderingen vonden echter binnen plaats. De nieuwe grote zaal kreeg booggewelven die werden ondersteund door dubbele zuilen, de grote trap werd versierd met een leuning met zuilen en de binnenplaats met een open galerij kreeg grote ramen en zuilen die het wapenschild van de Spaanse koningen voorstelden.

Tussen 1685 en 1693 werden veel wijzigingen aangebracht aan de gevel, terwijl in de jaren 1700 verschillende decoraties werden aangebracht in het interieur, evenals de bouw van een privé-theater.

Na de kortstondige Franse overheersing van Rome, die een bezetting van het gebouw door het leger van Napoleon impliceerde, vond een ingrijpende renovatie van de voorgevel plaats, dankzij de Spaanse architect Antonio Celles. Hij verwijderde de balkons en de ramen op de één na laatste verdieping en verving alle andere.

Een andere verandering vond plaats in 1857, naar aanleiding van de zegening van de zuil. Voor deze plechtigheid werd de voorgevel overdekt met een houten constructie waarin een podium was gebouwd dat overeenkwam met de hoofdverdieping, vanwaar de paus zijn zegen kon geven. Na de ceremonie werd de constructie afgebroken, maar er werden twee balkons voor de zijramen gebouwd.

Een andere belangrijke wijziging vond plaats in 1898, met de decoratie van de toegangstrap. Hier werd een prachtig fresco aangebracht, de “Overhandiging van de Sleutels van Granada”, door F. Ballester.

De laatste ingreep vond plaats in 1932, toen een centraal balkon werd gebouwd dat drie ramen op de hoofdverdieping met elkaar verbond. De voorgevel heeft drie gewelfde portalen die met elkaar verbonden zijn door een enkele rustica, bekroond door het balkon, en bestaat uit drie verdiepingen, waarvan de hoofdverdieping drie loggia’s heeft.

Zuil van de Onbevlekte Ontvangenis

Naast het plein staat een monument dat gewijd is aan het dogma van de Onbevlekte Maagd. Het werd drie jaar eerder (in 1854), opgericht door paus Pius IX. Het bronzen beeld van de Maagd Maria, van de hand van Giuseppe Obici, bevindt zich op de top van een bijna 12 meter hoge marmeren zuil van Cipollini, die rust op een door bas-reliëfs versierd voetstuk.

Het werd gevonden tijdens de opgravingen van Campo Marzio, in 1778. De sokkel is versierd met vier bronzen beelden die Mozes, David en de profeten Isaï en Ezechiël voorstellen. De totale hoogte van het monument is 29 meter.

Op 25 december 1856 moest er een brandweerploeg aan te pas komen om het overeind te zetten. 240 bisschoppen en andere prelaten woonden de plechtigheid bij. De paus arriveerde op een wagen, gevolgd door bijna het voltallige College van kardinalen en de Apostolische Curie.

Tot op de dag van vandaag klimt elk jaar op 8 december een team van brandweerlieden, in aanwezigheid van de paus, de gemeente en de staatsautoriteiten, met een ladder de hoogte van de zuil op om op het hoogste punt van het standbeeld een bloemenkrans te plaatsen.

Het Propaganda Fide Paleis

Het Palazzo di Propaganda Fide (Paleis van de Geloofsverkondiging), is een gebouw dat onder de jurisdictie van de Heilige Stoel valt. Het herbergde het Pauselijk Stedelijk College, een instelling met als doel de opleiding van katholieke missionarissen en het beheer van hun werk over de hele wereld. Vanaf het begin diende het ook als hoofdkwartier van de Heilige Congregatie voor de Geloofsverbreiding, waaraan het zijn naam dankt.

Het bouwwerk werd door paus Urbanus VII opgedragen aan Gian Lorenzo Bernini, maar het werd uiteindelijk voltooid door Francesco Borromini, op verzoek van paus Innocentius X. In 1644 ontwierp Bernini de gevel die uitkijkt op Piazza di Spagna en waarin het wapenschild van de paus wordt benadrukt. De beeldhouwer voegde ook een kapel toe voor Paus Urbanus VIII.

Enkele jaren later voltooide Bernini de rechter gevel. In wat zijn laatste project zou worden, behield de kunstenaar zijn karakteristieke stijl, met niet-architectonische rondingen, kapitelen en dergelijke elementen.

In het paleis gaf de paus opdracht tot de bouw van de Kapel van de Drie Wijzen. Borromini verwoestte deze echter volledig om haar tussen 1662 en 1664 te herbouwen. Kardinaal Bernini was degene die de Wijzen als onderwerp had gevraagd. Zij symboliseerden de eerste tot het christendom bekeerde heidenen en daarmee een teken van erkenning van de spirituele waarden die de congregatie voorstond.

Het paleis, dat destijds onderdak bood aan de etnografisch-missionaire collectie van het Borgia Museum (momenteel tentoongesteld in het Vaticaan), kan nu op afspraak worden bezocht. Het is vandaag de dag een museum waar verschillende onuitgegeven werken worden bewaard. Onder andere de buitengewone schilderijen: Diluvio Universale (Grote Vloed) van Salvator Rosa, Romolo e Remo (Romulus en Remus) van Marco Tullio Montagna, de prachtige Annunciazione (Annunciatie) die vermoedelijk door Denijs Calvaert is gemaakt en de Pentecoste (Pinksterdag) van Corrado Giaquinto.

Het Keats - Shelley Huis

Aan de zijkanten van de kerk staan twee elegante gebouwen. Aan de rechterkant staat het Casina Rossa (Rode Huisje), dat toebehoorde aan een dame genaamd Anna Angeletti, die kamers verhuurde aan toeristen die Rome bezochten.

In 1820 verbleef de Engelse dichter John Keats hier, in het huis aan de voet van de trap, met zijn vriend en schilder Joseph Servern. Keats, die aan phthisis leed, werd naar Rome gestuurd in de hoop dat het klimaat zijn gezondheid zou helpen herstellen. Hij stierf echter al een jaar later, depressief door de felle kritiek op zijn geschriften en bedroefd door een onbeantwoorde liefde.

Na zijn dood schreef de dichter Percy Bysshe Shelley zijn gedicht Adonais en het jaar daarop stierf hij bij een schipbreuk in de Golf van La Spezia. De kunstenaars liggen begraven op de Protestantse Begraafplaats van Rome. In 1906 werd het huis gekocht door een Anglo-Amerikaanse vereniging. Tegenwoordig is er het museum in gevestigd, het Keats-Shelley Memorial House, dat in 1909 werd ingewijd in aanwezigheid van Koning Vittorio Emanuele III.

Het museum heeft ook een bibliotheek, gewijd aan de meest bekende Engelse romantische dichters. Er zijn ongeveer 8.000 boeken, memorabilia en foto’s die vroeger toebehoorden aan dichters zoals Byron. De kamer en troostplaats van Keats, tegenover de fontein, is tegenwoordig haast een plaats van verering. Het oorspronkelijke meubilair ervan werd echter op bevel van de paus verbrand, waardoor er nu weinig van over is.

Giorgio de Chirico Huismuseum

“Men zegt dat Rome in het centrum van de wereld ligt en dat de Piazza di Spagna in het centrum van Rome ligt, daarom zouden mijn vrouw en ik in het centrum van het centrum van de wereld wonen, wat het toppunt van centraliteit en het toppunt van anti-excentriciteit zou zijn”. - Giorgio de Chirico, Memoirs, 1945.

De kunstenaar kwam in 1944 in Rome aan, na veel reizen door Europese steden en een langdurig verblijf in New York. De Chirico vestigde zich uiteindelijk in Rome aan de Piazza di Spagna in 1948, op de leeftijd van zestig jaar. Hij bracht hier de laatste dertig jaar van zijn leven door, samen met zijn tweede vrouw Isabella Pakszwer. Zij verbleef hier tot haar dood in 1990.

Het appartement bestaat uit de woonvertrekken, de studeerkamer en een groot balkon op de laatste van de drie bovenste verdiepingen van het Palazzetto dei Borgognoni.

Dankzij het testament van Isabella is het Huismuseum vandaag toegankelijk voor het publiek. De opening vond plaats op 20 november 1998, op de twintigste gedenkdag van het overlijden van de kunstenaar. Het biedt een unieke gelegenheid om de privé- en dagelijkse wereld van de Chirico te bewonderen, maar geeft de bezoeker ook toegang tot zijn artistieke verbeelding, in een opvallende ontmoeting tussen leven en kunst.

De weelderige zalen op de hoofdverdieping tonen ons de grandeur van zalen in 1600-stijl met een groot aantal werken. Sommige daarvan zijn ingelijst in goud, rode damasten gordijnen, zilver, houten engelen, marmeren salontafels en fauteuils in Lodewijk XVI-stijl. Dit is het meest vitale deel van het huis, dat wordt gebruikt voor de ontvangst van gasten. De werken die hier door de Stichting worden tentoongesteld, zijn bedoeld om de bezoekers de onderwerpen en thema’s te laten zien waaraan de kunstenaar de voorkeur gaf.

Via de trap kom je in de meer besloten en intieme vertrekken van het huis: de slaapkamer en de studeerkamer. Deze laatste is ongetwijfeld de meest suggestieve ruimte in het huis. De ezel en andere kunstvoorwerpen zijn zo opgesteld dat het lijkt alsof ze elk moment weer gebruikt kunnen worden. Verspreid over de persoonlijke bibliotheek van de kunstenaar, die ook vol staat met kostbare monografieën, staan verschillende gipsen modellen die antieke standbeelden, gladiatoren en paarden voorstellen.

Een groot terras (beperkt toegankelijk voor het publiek) beslaat de bovenste verdieping van het huis. Hier hield de Chirico ervan om over de schoonheid van Rome en de natuur na te denken.

De Barcaccia Fontein

Aan de voet van de Spaanse Trappen, in het midden van Piazza di Spagna, vinden we de Barcaccia (het “slechte schip” in het Italiaans), een van de mooiste fonteinen van Rome. Zijn naam dankt de fontein aan de voorstelling van een half gezonken schip dat rust in een ovaal bassin, iets onder straatniveau. De boeg en de achtersteven zijn identiek en veel hoger in vergelijking met de zijkanten, die net boven het niveau van het bekken liggen.

In het midden van het schip houdt een korte baluster een ander, kleiner bassin omhoog, dat korter is dan de boeg- en achterstevenranden. Het water vloeit uit dit bekken in het schip zelf. Hier stroomt het water over de uitlopende zijranden van het schip in het grotere bassin, onder het schip.

Er stroomt ook water uit zes andere plekken, drie bij de boeg en drie bij de achtersteven. Twee ervan zijn menselijke gezichten in de vorm van een zon, en de andere vier zijn naar de buitenkant van het schip gericht en lijken op kanonnen. Ook heeft het twee pontificale wapenschilden aan de twee buitenste uiteinden van het schip (tussen de twee kanonnen). Deze tonen de kroon en de bijen, symbolen van de familie Barberini (de paus in die tijd).

De fontein werd in opdracht van Urbanus VIII Barberini tussen 1626 en 1629 gebouwd door Pietro Bernini, de vader van de beroemdere Gian Lorenzo. Het was de bedoeling van de Paus een oud project uit 1570 te voltooien, waarbij op elk van de grote pleinen van de stad een fontein zou worden gebouwd, na de restauratie van het aquaduct van Acqua Vergine.

Tot op de dag van vandaag is het mogelijk om uit deze historische fontein te drinken, ook al heeft het monument door de eeuwen heen verschillende restauraties ondergaan, vaak als gevolg van vandalisme.

De eerste restauratie begon in 1993 en duurde tot 1999. In 2007 beschadigde een groep dronken toeristen het pauselijke wapenschild met een schroevendraaier. In 2015 werd de fontein beschadigd door een groep Nederlandse voetbalfans, die Rome bezochten om hun team, Feyenoord, te steunen in een Europa League-wedstrijd tegen A.S. Roma. De groep beschadigde het monument enorm, stapte in de fontein en gooide met flessen, afval en rookbommen. Dit leidde tot een grootschalige restauratie in 2015.

De Villa Medici

Het terrein en de bestaande gebouwen, gelegen in de Viale della Trinità dei Monti, in de wijk Campo Marzio, werden aangekocht door de familie van kardinaal Ricci uit Montepulciano. Het project voor de bouw werd in 1544 toegewezen aan Annibale Lippi. De villa ging vervolgens naar de familie Medici (vandaar zijn naam), daarna naar de groothertogen van Toscane en tenslotte naar de Franse Staat.

In 1803 bracht Napoleon hier de Franse Academie onder, die oorspronkelijk in het paleis Salviati was gevestigd. Deze werd in 1666 door Lodewijk XIV gesticht om jonge Franse schilders in staat te stellen in Rome te studeren. De instelling bestaat vandaag de dag nog steeds.

Voor de Villa Medici vinden we de Vasca del Pincio (bekken van de Pincio heuvel): een eenvoudige fontein, met een enorm bekken en een kanonskogel in het midden. Dit heeft de fontein de alternatieve naam van Fontein van de Bal gegeven. Ook dit monument werd gemaakt door Annibale Lippi.

Misschien ben je ook geïnteresseerd in...

Introductie
Gebouwen en monumenten