Architectonische elementen
Architectonische elementen
Het circus staat vol met majestueuze werken en monumenten uit verschillende periodes van de Romeinse geschiedenis. Enkele zijn vermeld in het historische gedeelte van dit artikel en zullen hieronder nader worden toegelicht.
De verschillende religieuze en symbolische monumenten zijn verbonden met de oorsprong van het circus en ook met de oude gebeurtenissen die in de vallei van Murcia plaatsvonden. Denk aan ceremonies en vieringen met betrekking tot de belangrijkste fasen van de landbouwcycli.
De Spina
De renbaan werd in tweeën gedeeld door een 217 meter lange verhoging, de spina (Latijn voor ruggengraat). Op deze plek stroomde oorspronkelijk een beek door de vallei, maar werd gekanaliseerd en gedeeltelijk overdekt om onder de spina te blijven stromen.
Aan de uiteinden van de spina stonden de metae (eindpalen) waar de wagens omheen moesten racen. Aan één uiteinde van de spina stonden zeven bronzen dolfijnen en eieren om de rondes van de races af te tellen (deze werden tussen de tweede en de eerste eeuw v.Chr. toegevoegd). Bovendien was de spina versierd met heiligdommen zoals de Ara Consi (een altaar gewijd aan de god van de landbouw), het oude altaar van Murcia (de godin van de vallei) en twee Egyptische obelisken van rood graniet (geplaatst door Augustus in 10 v.Chr. en in 357 n.Chr. door Constantius II).
De hemicyclus
De oostelijke hemicyclus van het Circus Maximus is een gedeelte dat op de Forma Urbis (een oude marmeren kaart van Rome) is gedocumenteerd en tot in de vorige eeuw gedeeltelijk bewaard is gebleven dankzij het voortdurende gebruik van enkele van de structuren.
De nu zichtbare externe ruimtes zijn gerangschikt volgens de paden. Sommige zijn voorzien van een trap naar de bovenverdiepingen, andere van een rechtstreekse doorgang van de eerste verdieping naar de ima cavea (het laagste gedeelte van de tribune). Tenslotte zijn er de tabernae (winkels) die open zijn naar de straatkant en door wanden en verhoogde houten vloeren van elkaar gescheiden zijn.
Het is juist dit deel van het circus dat de Grote Brand in de nacht van 18 juli 64 n.Chr. zo snel deed uitbreiden. Vanwege de opslagplaatsen vol brandbare goederen en de vlammen die door de wind werden gestimuleerd, werd uiteindelijk een groot deel van de stad verwoest.
Moletta Toren
Aan het zuidelijke uiteinde van het Circus Maximus bevond zich een middeleeuwse toren, ook wel Boogtoren (Turris de Arco) genoemd. Dit vanwege de ligging vlakbij het monument met drie bogen, dat ter ere van keizer Titus bij de ingang van de Hippodroom was gebouwd. De toren werd echter ook wel de Moletta-toren (Torre della Moletta) genoemd, vanwege de nabijheid van een molen die er vanaf de dertiende eeuw tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw stond.
De derde naam van het gebouw is Torre Frangipane, naar de naam van de adellijke Romeinse familie die, reeds gevestigd op de Palatijnse heuvel en in de omgeving van Velabro, in het midden van de 12e eeuw haar eigendommen wilde uitbreiden in de richting van het circus. Volgens het eerste bekende document over de toren (uit 18 maart 1145), schijnt de abt van het nabijgelegen klooster van San Gregorio het bouwwerk aan Cencio Frangipane te hebben geschonken. Dit was echter niet de enige toren die de familie bezat, dus verwar hem niet met bijvoorbeeld de Torre di Scimmia (Apen Toren) vlakbij Piazza Navona.
De vierkantvormige toren bestaat uit blokken turf afgewisseld met bakstenen en marmer, aangezien de materialen in de loop van de verschillende perioden nogal wisselden. Rond het midden van de negentiende eeuw, met de ingrijpende verandering van het terrein, bleek de Moletta toren in verschillende gebouwen te zijn opgenomen. Vandaag de dag is de toren een van de best bewaarde bouwwerken van het Circus Maximus.
De molen
In de dertiende eeuw werd de aanwezigheid van een molen aan de voet van de toren gedocumenteerd. In 1217 behoorde deze toe aan Jacopa de Normanni de Settesoli, echtgenote van Graziano Frangipane de Settesoli. Zij is nog steeds bekend omdat zij de heilige Franciscus van Assisi in haar paleis ontving. Het schijnt dat de dame na de dood van haar man het circuscomplex (inclusief de molen) als eigendom opeiste.
Door de eeuwen heen toonden gravures, tekeningen en schilderijen een watergang bij de toren. In feite werd deze in allerlei gebouwen verwerkt. Dit is bijvoorbeeld te zien op de kaart van Rome van Mario Cartaro uit 1576, op de kaart van de hoofdstad van G.B. Falda uit 1676, en tenslotte op de kaart van G.B. Nolli uit 1748.
Boog van Titus
Volgens oude bronnen stond er al een boog in het Circus Maximus in de Republikeinse tijd, gebouwd door Lucius Stertius in 196 v.Chr. Een andere boog werd in 68 n.Chr. door Nero verwoest en de Boog van Titus werd twee jaar na zijn dood (in 81 n.Chr.) door Domitianus gebouwd. Niet te verwarren met de hoofdboog van Titus op de Via Sacra.
De boog bevond zich op de route van de triomftochten die de overwinnende generaals en keizers organiseerden bij hun terugkeer van een strijd. De processie begon op de Campus Martius, richting het Circus Maximus, onder de boog door, en naar de tempel van Capitolijnse Jupiter op het Capitool. De Boog van Titus is afgebeeld op reliëfs, mozaïeken en verschillende munten.
Het was gebouwd uit Luna marmer en werd aan de voorzijde versierd door vier zuilen van ongeveer tien meter hoog die werden ondersteund door vier zuilen. De Corinthische kapitelen waren ongeveer 1,15 meter hoog en de voorkant van de boog was versierd met figuratieve reliëfs.
In de loop van de eeuwen werden verschillende delen van het werk afgebroken of hergebruikt voor andere constructies. Eerst gebeurde dat in het bovenste deel van de boog en vervolgens in de zuilen. Oude stukken van de boog werden gevonden bij de archeologische opgravingen van 2014 en 2015.
Aqua Crabra
In de 12e eeuw, tijdens het pontificaat van Callixtus II, werd de stad voorzien van een nieuw aquaduct, genaamd de Crabra (ook bekend als Aqua Mariana of Aqua Maranna del Maria). Het was het eerste echte middeleeuwse aquaduct van Rome, zó bekend dat later de term “marrana” in de volksmond naar alle irrigatiekanalen van het Romeinse platteland verwees.
De waterloop stroomde verder langs de Aureliaanse muren, bereikte het Circus Maximus door de Boog van Titus, op dezelfde route van meer oude post-Romeinse aquaducten, en doorkruiste de hele vallei van Murcia, om bij de Cloaca Massima (groot riool) in de Tiber uit te monden.
Het water werd gedeeltelijk naar de vallei getransporteerd en beheerd via een systeem van sluizen en reservoirs die verspreid waren over het circus. Dankzij dit systeem werd het mogelijk de tuinen te irrigeren, die nu een groot deel van het Romeinse circuit in beslag nemen.
Dit watersysteem en het gebruik ervan hebben eeuwenlang hun stempel gedrukt op de vallei: er werden fabrieken en werkplaatsen gebouwd tot het een industriegebied werd. Na 1909 werd het aquaduct gebruikt voor irrigatiedoeleinden, tot de definitieve afdekking en omlegging van het stedelijk traject.
Hoewel het Circus Maximus vandaag de dag een openbaar park is met enkele ruïnes, lijkt het ondergrondse gedeelte nog volledig intact te zijn. De archeologische opgravingen worden echter geblokkeerd door de bedijking van het water van de rivier. Wellicht zal het ooit mogelijk zijn de overblijfselen van het majestueuze werk in zijn integriteit te bewonderen.
Elementen met een symbolische betekenis
Verschillende onderdelen van het circus hadden onderliggende betekenissen: de 12 deuren van de carceres waren gelinkt aan de zodiac tekens en de maanden van het jaar; de vier kleuren van de race teams vertegenwoordigden de seizoenen; de metae stonden voor de grenzen van het Oosten en het Westen; de zeven ronden van de race symboliseerden de planeten en weekdagen; en een van de twee grote Egyptische obelisken (degene die Augustus had geplaatst) was gewijd aan de zon. Bovendien was er een tempel gebouwd in de zittribune aan de zuidkant van het Circus Maximus, toegewijd aan de zon en de maan.