Weetjes
Weetjes
Wist je dat de Palatijn een essentiële plek is geweest voor het ontstaan van de Eeuwige stad? En dat ter ere van deze exacte locatie,1200 jaar lang een groot feest werd gevierd? Lees verder om allerlei weetjes over de Palatijn de ontdekken!
De Lupercal en de oorsprong van Rome
Volgens de Romeinse mythologie waren de tweeling Romulus en Remus, de stichters van Rome, zonen van Mars (god van de oorlog) en Rhea Silvia (priesteres van de godin Vesta, die haar maagdelijkheid moest behouden).
Er wordt gezegd dat de pasgeborenen, die in zonde waren verwekt, door een slaaf in een mand werden gelegd en met de stroom van de rivier de Tiber werden meegevoerd. De mand strandde uiteindelijk in een grot, waar de tweeling gevonden en gezoogd werd door een wolvin.
Deze grot, de Lupercal (Grotta della Lupa), wordt daarom beschouwd als een heilige plaats en de oorsprong van de Eeuwige Stad. Eenmaal volwassen besloten de twee broers een stad langs de rivier te bouwen, maar omdat zij het niet eens konden worden, doodde Romulus zijn broer en stichtte hij de stad Rome. Vandaag de dag staat er in de omgeving een bronzen beeld van een wolvin die twee pasgeborenen zoogt ter herinnering aan de mythe.
Eerder, in de tijd van de Arcadiërs was er in de Lupercal de Pan cultus opgericht, ter ere van Pan Lyceus, god van de natuur en de wilde dieren, in het bijzonder wolven en geiten. Naast een altaar en een beeld gewijd aan deze god, vonden er ook offerrituelen plaats in februari. In het volgende deel van dit artikel wordt deze uitvoeriger besproken.
Lupercalia, het Romeinse vruchtbaarheidsfeest
Gedurende 1200 jaar werd van 13 tot 15 februari de Lupercalia gevierd. De oorsprong van het feest en het doel ervan houden verband met de vruchtbaarheid van de vrouw en de natuur. Verder had het kenmerken van wat we vandaag kennen als valentijnsdag en carnaval.
Het beeld van de Lupercalia is dat van jonge mannen, schaars gekleed in bont, die vrouwen opjagen door hen te slaan met repen geitenvel om vruchtbaarheid te verkrijgen. Het was een van de meest ongeremde Romeinse feesten en gaf, samen met de Saturnalia, die in december plaatsvonden, aanleiding tot carnaval.
De oorsprong van het feest kent twee verhalen, afkomstig van drie auteurs: de historicus Dionysius van Halicarnassus en de dichter Ovidius, die leefden tijdens het bewind van Augustus; en de schrijver Plutarchus, bijna een eeuw na hen.
Volgens Dionysius en Plutarch had het feest oorspronkelijk te maken met een Grieks ritueel uit de streek van Arcadië. Het zou zijn opgedragen aan de god Pan Lyceus. Volgens deze versie ging het aanvankelijk om een hardloopwedstrijd ter ere van de god om hem te vragen de wolven weg te houden van de kuddes; vandaar dat de deelnemers gekleed gingen in geitenvellen en wolfsmaskers.
Volgens Ovidius stamt de oorsprong echter uit de tijd van Romulus, de stichter van de stad. De legende luidt dat er tijdens zijn bewind een langdurige episode van onvruchtbaarheid voorkwam onder de Romeinse vrouwen, die een pelgrimstocht maakten naar het heilige woud van de godin Juno. Zij zou hebben geantwoord dat zij moesten worden “doorboord door de heilige geit”, een toespeling op de Faunusgod Lupercus, godheid van de kudden en de bossen. Een Etruskische waarzegger interpreteerde de voorspelling, offerde een geit en sloeg de vrouwen met de huid van de geit op de rug. Na tien manen (ongeveer negen zonmaanden) bevielen zij.
De geheime tuin van de Palatijn
In 2018, toen de restauratie van de Uccelliera Farnese op de Palatijn was voltooid, werd voor het eerst in een tentoonstelling, samengesteld door architect Giuseppe Morganti, een van de beroemdste en meest symbolische plaatsen van het renaissance- en barok-Rome in beeld gebracht: de Farnese-tuinen.
De tuinen, die vanaf het midden van de zestiende eeuw door kardinaal Alessandro Farnese werd aangelegd, was een middel om de status en de politieke positie die de familie had verworven, definitief te consolideren. Het is geen toeval dat deze stad, waarin de keizerlijke paleizen zijn opgenomen, is ontstaan op de plaats waar Rome werd gesticht en waar vanaf Augustus de keizerlijke macht was gevestigd.
De tentoonstelling vertelde het verhaal vanaf het groene project van Farnese tot aan het begin van de 20e eeuw, toen de archeologische opgravingen begonnen. Om de charme van de oude tuin te doen herleven werden er laurieren, cipressen, taxussen, citrusbomen, wijnranken en damastrozen geplant. Het resultaat was één van de eerste botanische tuinen in Europa en tevens de rijkste ter wereld.
Twee zeer waardevolle beelden uit de Farnese-collectie van het Nationaal Archeologisch Museum in Napels, de geknielde Barbaar en Isis Fortuna, werden in de Uccelliera Farnese tentoongesteld, waarmee zij voor het eerst op deze plaats terugkeerden. Ook werden twee reusachtige bustes van gevangen Daciërs tentoongesteld.
De bedoeling van de tentoonstelling was het pad te verrijken met het gebruik van digitale technologieën. In het Nymphaeum van Regen, een van de door de familie Farnese ontworpen ruimten van plezier en recreatie, werd een boeiende reis door de tijd opgezet door het gebruik van multimedia-apparatuur, die het oorspronkelijke uiterlijk van de tuinen reconstrueerde.
De mythe van Hercules en Cacus
De geleidelijke opneming van de hellenistische cultuur in de oerculturen van Italië komt tot zijn uiting via onder andere de mythe van Hercules en Cacus. De halfgod Hercules, zoon van Jupiter (Zeus voor de Grieken) en een sterfelijke vrouw, die symbool staat voor moed en kracht, maar ook voor menselijkheid en edelmoedigheid, staat tegenover Cacus, een monsterlijke en onbeschaafde herder, zoon van de god Vulcanus.
De Romeinse geschiedschrijvers die de archaïsche gebeurtenissen reconstrueerden en aan ons overleverden, probeerden door middel van de figuur van Hercules een element van continuïteit in te voegen tussen de Griekse en Romeinse beschavingen. Daartoe kwam de halfgod in botsing met de Italiaanse goden die hij, als hij zich niet kon bedwingen, vernietigde.
De mythe luidt als volgt. Toen Hercules met zijn ossen uit Iberië terugkeerde, liep hij door het dal van de Tiber en vroeg hij Evander (zoon van Mercurius en de nimf Carmenta), leider van de Arcadische gemeenschap die al lang op de Palatijn was gevestigd, om onderdak.
Toen zijn rode ossen rustig in het dal graasden, werden ze gestolen door de monsterlijke, vuurspuwende herder Cacus, die in een hol van de Aventijnse heuvel woonde. Hercules vond zijn ossen uiteindelijk terug en doodde Cacus. Evander besloot toen om een tempel te bouwen ter ere van de halfgod die hem had bevrijd van de verschrikkelijke Cacus.
De legende is dus gebaseerd op de botsing tussen twee mythologische figuren die, wanneer de confrontatie eenmaal is begonnen, beide verbonden blijken te zijn met de zouthandel en met de handel in het algemeen. Cacus is een opperhoofd, een barbaarse rover die de Salaraweg en de kuddes overheerst, Hercules is de Herakles van de Grieken die de oude zoutweg beschermt die van Piceno naar de monding van de Tiber loopt.
Cacus en Hercules vertegenwoordigen symbolisch de evolutie van het gebied tussen de Palatijn en de Aventijn, dicht bij riviermond van de Tiber, wat een handelsgebied was. Chronologisch gezien was Cacus, de godheid van de gevestigde stammen uit de Midden-Bronstijd, de voorzitter van de proto-urbane fase, toen de nederzettingen zich begonnen uit te breiden tussen de Capitolijn en de Palatijn. In de volgende fase, met commerciële transacties, ontstond de cultus van Hercules.
De geboorte van de heuvel
Gezien het belang van deze heuvel voor het ontstaan van de stad, leek het gepast enige informatie over de oorsprong ervan te vermelden. Het schijnt dat in het Neozoïcum vulkanen in Latium zijn uitgebarsten en lagen zand, klei en grind op de bodem hebben afgezet, waarbij tufstenen werden gevormd waarop slib en klei van fluviatiele en lacustriene oorsprong kwamen te liggen.
Zo ontstond een heuvel van ongeveer 50 m boven de zeespiegel, waarvan de top vlak was, en in het zuiden het Forum Boarium en de Tiber kruiste, met een helling die de naam Germalus kreeg. De heuvel was bovendien verbonden met de Esquiline-heuvel erachter door een helling, de Velia.
Het water had grote dalen uitgesleten aan drie van de vier zijden van de heuvel en het gehele voorgebergte was omgeven door beken en rivieren, in het oostelijke deel van de berg lag toen het moeras van Velabro, gelegen tussen het Forum Romanum en de Tiber, dat vaak overstromingen veroorzaakte in de aangrenzende gebieden.
In het dal dat later naar het Forum Romanum zou leiden, stroomde een beekje, dat in de monarchische tijd overging in de Cloaca Maxima (riool), terwijl bronnen zoals die van de Lupercal of de Giuturna ontsprongen op de hellingen van de heuvel. Verder was het land bedekt met bossen van eiken, beuken, cipressen, vijgen, laurieren, struiken en beekjes.
Zoals in het historische gedeelte van dit artikel is vermeld, wordt de Palatijn juist vanwege deze gunstige omstandigheden beschouwd als de bakermat van de Romeinse beschaving, waar de eerste nederzettingen en het stedelijk orgaan van de stad ontstonden.
De oorsprong van de naam
In de oudheid werd de Palatijn “Palatium” genoemd. Volgens sommigen is de naam afgeleid van Pallantion, een stad in Arcadië van waaruit prins Evander, een figuur uit de Romeinse mythologie en zoon van de god Mercurius en de nimf Carmenta, en zijn volk emigreerden.
Volgens andere hypothesen is de naam van de heuvel afgeleid van Pallas, een voorouder of zoon van Evander. Anderen menen dat de naam is afgeleid van Pales, godin van de herders, of van Palatium, een mythische stad in Sabina.
In de keizertijd begon de term Palatium namelijk het keizerlijk paleis bij uitstek aan te duiden. Opmerkelijk is dat dit woord aanvankelijk alleen verwees naar de keizerlijke residentie, maar dat het later werd uitgebreid tot een algemene benaming, waarmee het paleis werd aangeduid als een generiek bouwwerk in alle Europese talen.
De oorsprong van het christelijke kerstfeest
Het idee om het Romeinse feest van de Onoverwinnelijke Zon (Natalis Solis Invicti) te vervangen door het feest van de geboorte van Christus, is afkomstig van Constantijn, de keizer die de christenen vrijheid van godsdienst verleende.
Hij was echter ook verantwoordelijk voor de eerste viering van de geboorte van Christus, dat in 326 n.Chr. plaatsvond in de kerk van St. Anastasia. Een kerk die in de laat 3de eeuw, begin 4de eeuw door de keizer ter ere van zijn halfzuster op de Palatijn was gebouwd.
Aangezien de hoofdstad reeds naar Constantinopel was verplaatst, kan men zich afvragen waarom deze keuze werd gemaakt; sommige geleerden suggereren dat de reden hiervoor is dat de Lupercal zich naast de basiliek bevindt. Met dit politieke besluit legde de keizer een wending in de geschiedenis van het christendom op.