Weetjes
Weetjes
De wagenrennen waren de populairste toeschouwerssport van het oude Rome, zelfs geliefder dan de gladiatorengevechten. Het was een traditionele en toegankelijke vorm van volksvermaak, gevierd op elk van de meer dan 100 feestdagen per jaar.
De wagenrennen
Het spektakel begon met een optocht van trompettisten, gevolgd door de magistraat, de wagenmenners en de priesters. Zij paradeerden langs de baan, liepen rond de spina en eindigden voor de pulvinar (keizerlijke tribune). Het startsein voor de wedstrijd werd gegeven door de magistraat, die een witte zakdoek naar beneden liet vallen vanaf het platform boven de carceres.
De grootste uitdaging tijdens een race deed zich voor op het moment dat de wagen met hoge snelheid bochten om de spina moest maken. Dit is ook de reden waarom de races gevaarlijk waren, en soms dodelijk, voor zowel de menners als de paarden. Er was een enorm risico dat de wagens zouden kantelen, daarom was het linker paard meestal het sterktst en best getraind.
De toeschouwers woonden de wedstrijden met veel enthousiasme en deelname bij, wat soms leidde tot conflicten tussen de verschillende teams. Deze botsingen werden uiteindelijk ook politiek uitgebuit. De competities gingen uiteindelijk verder dan pure sportwedstrijden en dit had duidelijk invloed op de sfeer van de samenleving.
De menners
De winnaar was verzekerd van een mooie toekomst, ongeacht zijn sociale klasse. De toeschouwers zetten massaal geld in op de spelen en naast kronen en palmtakken ontvingen de winnende wagenmenners zelfs geldprijzen. Ze hadden de kans om geliefd te worden onder de toeschouwers, vergelijkbaar met moderne sportkampioenen. Bovendien kregen degenen die meer dan duizend wedstrijden hadden gewonnen een speciale naam: miliarius.
Een van de beste aurighi (wagenmenners) uit de Romeinse geschiedenis, met meer dan 2000 overwinningen, was Flavius Scorpus. Hij was een slaaf, zoals vele menners, en was in staat om een libertus (bevrijde slaaf) te worden door zijn vrijheid te kopen van zijn prijzengeld.
De menners droegen leren helmen en tunieken in de kleuren van hun team (wit, groen, rood, of blauw). De strijdwagens hadden ook een kleurindicatie en konden getrokken worden door 4, 6, 8 of 12 paarden. Ze moesten zeven keer om de spina heen rijden, een totale afstand van ongeveer 11 km.
De teugels waren altijd om de borst van de menners gebonden, zodat ze hun gewicht konden gebruiken om de wagens te besturen. Ook hadden ze altijd een dolk bij zich om de teugels door te snijden in geval van een ongeluk. Echter kwam het vaak voor dat de menner de teugels niet op tijd los kon snijden en in razende vaart over de baan werd gesleurd door de paarden.
De paarden
De renpaarden waren geliefd onder het volk. Hun namen waren bekend bij het publiek en werden geschreven op mozaïeken, muren, bekers, bronzen platen, enz. Zinnen als “Vincas non vincas, te amamus Polidoxe” wat betekent “Of je nu wint of verliest, we houden van je Polidosso” werden uitgehouwen in een mozaïekvloer in de baden van Pompeian in Numidia.
De paarden droegen harnassen versierd met glinsterende noppen en hun staarten waren in een strakke knot gebonden (om verstrengeling met de teugels te voorkomen). Ze werden geïmporteerd uit boerderijen in Italië, Griekenland, Turkije, Spanje en Noord-Afrika en werden minstens twee jaar lang intensief getraind voor ze mochten deelnemen aan een race.
De meeste supporters wisten precies hoe oud hun lievelingspaarden waren, waar ze vandaan kwamen, hoe vaak ze hadden gewonnen, en met welke andere paarden en welke menner ze een team vormden.
Hier is nog een voorbeeld van de speciale behandeling die de dieren ontvingen. Volucer, een paard van Lucius Verus, werd gevoerd met rozijnen en walnoten in plaats van gerst en droeg een paarse mantel op zijn rug. Toen hij stierf, liet zijn meester een speciale graftombe voor hem bouwen. Bovendien werden winnende paarden beloond met lauwerkransen, palmtakken en schalen vol gouden munten.
Andere dieren
Naast de paarden waren er ook andere dieren te bewonderen in het Circus Maximus. In 186 v.Chr. introduceerde Marcus Fulvius Nobiliore leeuwen en luipaarden, nadat hij zegevierend uit Griekenland was teruggekeerd.
Vanaf dat moment werden vooral onbekende, exotische dieren een essentieel onderdeel van het volksvermaak. Er waren verschillende manieren waarop ze werden tentoongesteld. Van bloedige gevechten tussen hen onderling (of tegen gladiatoren) tot voorstellingen waarbij ze simpelweg in grote kooien werden getoond.
Hoewel veel dieren werden geprezen, had dit ook een keerzijde. Het gewelddadige en rauwe aspect van het vermaak leidde tot de dood van een groot aantal beesten. Het totaal aantal dieren dat tijdens wedstrijden en spelen werd gedood, was ontelbaar. Alleen de inwijding van het Circus Maximus en die van het theater van Pompeius kostten het leven van meer dan duizend beesten.
Ludus Troiae
Naast de wagenrennen werd het Circus Maximus ook gebruikt voor andere vormen van massavermaak. Bijvoorbeeld de Ludus Troiae, parades die veldslagen simuleerden en werden opgevoerd door jonge Romeinse aristocraten.
De term Ludus Troiae is afgeleid van het woord “truia” dat dans of ronde betekent. Volgens sommige bronnen is dit woord ook verbonden met het werkwoord “amptruare”, wat duidt op de evolutie van de heilige oorlogsdans van de Salii priesters.
Een Ludus Troiae werd georganiseerd in de tijd dat Sulla regeerde, en een andere toen Caesar aan de macht was. De beroemdste werden echter door Augustus georganiseerd.
Naumachia
De arena van het Circus Maximus werd overspoeld door het water van de Tiber waar zeeslagen werden nagespeeld (navalia proelia). Hier stonden twee teams, bestaande uit gladiatoren of ter dood veroordeelde krijgsgevangenen, tegenover elkaar en werden er memorabele zeeslagen nagespeeld.
Ten slotte kon men ook kijken naar voorstellingen van veldslagen (ook uitgevoerd door jonge Romeinse aristocraten), hardloopwedstrijden die enkele uren duurden of gladiatorengevechten. Alle wedstrijden werden aangemoedigd door weddenschappen en enthousiast gejuich.
De Sabijnse Maagdenroof
Een van de beroemdste mythische verhalen uit de begintijd van Rome is de Sabijnse Maagdenroof. Dit is het verhaal in het kort.
Het jonge Rome had een groot probleem. Romulus had iedereen in de stad verwelkomt die een ander leven wilde leiden. Het resultaat was een groot aantal nieuwe inwoners, voornamelijk (mannelijke) vreemdelingen, gevluchte slaven en bannelingen. Daardoor kampte de stad al na één generatie met een tekort aan vrouwen.
De Romeinse historicus Titus Livius (ca. 59 v.Chr.-17 n.Chr.) beschreef de situatie als volgt:
“Door gebrek aan vrouwen zou de grootsheid van Rome slechts één generatie duren. Er was geen uitzicht op nageslacht in huis en geen huwelijksrechten met de buren. Op advies van de senaat stuurde Romulus gezanten naar de buurvolken om alliantie en trouwrechten te verkrijgen voor het nieuwe volk.”
Deze poging om meer vrouwen naar de stad te halen mislukte, waardoor de Romeinen besloten het over een andere boeg te gooien. Tijdens de Consualia, een feest dat plaatsvond in het Circus Maximus, werden in de stad veel bezoekers uit de omgeving verwacht. Ook de Sabijnen bezochten het feest met veel van hun vrouwen en gezinnen. Op een zeker moment tijdens het feest stormden de Romeinen door de menigte op zoek naar de mooiste vrouwen (mogelijke maagden) om te ontvoeren.
De Sabijnen waren woedend en zwoeren wraak, maar moesten wachten op een geschiktere gelegenheid. Er wordt gezegd dat in totaal 683 vrouwen werden ontvoerd. Na het incident vroeg Romulus de Sabijnse dames hun woede te matigen en hun hart aan de Romeinse mannen te geven. Hij verzekerde hen dat zij goed behandeld zouden worden en dat hun nieuwe echtgenoten hun best zouden doen om hun liefde te winnen.
Een jaar later waren de Sabijnen klaar om de Romeinen te trotseren en hun vrouwen terug te halen. In de tussentijd waren zij hertrouwd met de Romeinen, hadden geluk hervonden en hadden in sommige gevallen zelfs kinderen van hun nieuwe echtgenoten gekregen.
Bij hun verschijning in Rome kwamen de Sabijnse vrouwen echter onverwacht tussenbeide. Met dit gebaar staakten beide partijen de strijd en besloten samen te werken. Zij sloten een vredesverdrag, op de weg die om deze reden Via Sacra (Heilige Straat) zou worden genoemd.
De talrijke branden
Zoals vermeld in het historische gedeelte van dit artikel, werd het Circus Maximus (en het omliggende gebied) verschillende keren verwoest door grote branden. Er waren drie branden in het bijzonder: de eerste in 31 v.Chr. (tijdens het bewind van Augustus), de tweede die vele malen schadelijker was in 64 n.Chr. (tijdens het regiem van Nero) en de derde in 103 n.Chr. (tijdens het heerschappij van Trajanus).
De schade was in alle gevallen ernstig. De eerste brand verwoestte de houten structuur van het circus, die door keizer Augustus werd herbouwd. De tweede, beter bekend als de Grote Brand van Rome, duurde zes hele dagen. Zowel het circus als de meeste huizen waren van hout gemaakt en de straten waren erg smal. Hierdoor verspreidde het vuur zich snel door de stad en bleven slechts vier van de veertien wijken gespaard.
Hierna verspreidde zich een gerucht door de stad dat keizer Nero zelf de Grote Brand had veroorzaakt. Ter afleiding beschuldigde Nero een groep volgelingen van een nieuw geloof in Rome van het aansteken van de brand. Dit waren de eerste christenen en Nero werd daardoor de eerste Romeinse keizer die hen liet vervolgen.
De derde brand in 103 n.Chr. was de laatste die leidde tot de laatste grote verbouwing van het Circus Maximus. Het gebouw was nu drie verdiepingen hoog en geheel van steen met open arcades aan de buitenkant. Er waren ook allerlei winkels, bordelen, wedkantoren enz. en het onderste deel van de tribune (ima cavea) was bedekt met marmer.